Doran – God van Eer, Wraak en Volharding

Doran was een zoon en hogepriester van Shivaun. Een krijger uit de tijden van weleer. Hij leefde zijn leven volgens het lectoraat van Shivaun. Toen hij op een dag ten strijde trok om zijn vijand te verslaan kwam hij bedrogen uit. Er was geen vijand om te verslaan; enkel kinderen en vrouwen. De mannen van het land waren weg. Toen hij dagen lang niet had geslapen en naar huis was terug gekeerd zag hij zijn leven in stukken breken. De mannen hadden zonder eer gevochten en alles vernietigd. Hij bad elke dag naar Shivaun om zijn vijand te vinden. Maar zijn gebeden werden niet verhoord. Zijn lust naar eerherstel en wraak nam toe. Uit eindelijk werd hij de krankzinnige krijger zoals we hem tegenwoordig kennen. Na jaren tevergeefs gezocht te hebben pleegde hij zelfmoord, maar zelf het licht van Angharad kon zijn ogen niet bereiken, hij vond geen rust in de dood. Hij zwierf rond op zoek naar zijn eer en zijn wraak. Langzamerhand werd hij het boegbeeld voor velen wiens eer was aangetast. En op de laatste dag en nacht van zijn bestaan nam Shivaun hem op, en bekleedde hem met goddelijke machten. Ooit een waardig strijder, nu enkel het zicht op eer en wraak.

Doran is een rechtlijnige god, en heeft weinig op met begrippen als compassie of vergeving. Hij is recht en de leer, en zijn priesters zijn niet anders. Wraak wordt keihard uitbetaald, een verlies van eer driedubbel goedgemaakt. Veel priesters zijn geharde strijders, soms veteranen of al van jongs af aan in de leer bij Doran. Ook is het niet zeldzaam dat priesters van Shivaun later in hun leven overstappen naar Doran. Ze dragen traditionele priestergewaden, of lopen in pantsers rond waar herkenbare symbolen van Doran in staan gekerfd.

Het symbool van Doran is een weegschaal.

“Brave burgers, zie en hoor mij aan!” De priester van Doran was gekleed in het traditionele priesterlijke gewaad, Zwart met paars en op zijn borst stond het teken van de weegschaal. Na een kort moment van stilte, waarbij de priester er zich van verzekerde dat hij de aandacht had van het gros van de menigte, ging hij verder. “Vandaag vertel ik u het verhaal over Ward en Giselle. Twee mensen in de bloei van hun leven, beide geboren en getogen in een klein dorpje. Giselle was als een ontluikende bloem, prachtig om te aanschouwen met haar lange blonde haren, haar diep blauwe ogen en werd begeerd door velen. Ward was de hulp van de smid, grote handen, brede schouders. Hard werkend maar een lage status. Ward had altijd al een oogje op Giselle, maar zij had nooit laten blijken dat het wederzijds was. Tot het moment dat zij door een toevalligheid een keer samen alleen waren in de schuur achter de smidse.
“Ward benaderde Giselle en bekende zijn liefde voor haar. Tot zijn verbazing en verdriet wees zij hem af. In een vlaag van emotie pakte hij haar vast en nam hij haar met geweld ter plekke tussen het stro. Na deze verschrikkelijke daad viel hij in slaap.
“Met de tranen nog in haar ogen pakte Giselle uit de smidse een pas gesmeed mes welke bedoeld was voor de slager en sneed daarmee de keel door van Ward. Een daad geboren uit wanhoop om haar eer te herstellen. Maar Doran is rechtlijnig, want ook al was de daad van Giselle gerechtvaardigd, de manier waarop was eerloos. Zijn oordeel kwam snel en hard want hij zorgde ervoor dat ook Giselle de avond niet zou overleven…”
En met deze laatste woorden draaide de priester zich om en liep weg, een verbouwereerde menigte achterlatend.

Uit “Vertellingen over Priesters” door Tibald Dornwoord